Harry van Boxtel (1)
DE STRIJD OP DE HEMELVLOER
Dave Meijer woont in een van de vele Beethovenstraten van Nederland, en niets onderscheidt deze Beethoven van de anderen.
Hij werkt daar in een klein uitgevallen garage, in de rij met de buren, ergens, onder een dak, onder de blauwe lucht.
Hij werkt op wat een donkere hemel geworden lijkt te zijn. Ontelbare gekleurde sterren in de vorm van verfdroppen, -spatten en -klodders tekenen zich af op een parket.
De veelvuldig gewitte wanden verhullen opzichtig de gevolgen van een strijd die met verf en kwasten tegen hen omhoog is uitgevochten.
Een kantoorachtig voorgeborchte, een ruimte die in andere Beethovenstraten voor logeerkamer zou doorgaan, of voor een ruimte waar de belastingformulieren mooi ingevuld kunnen worden, bergt een aantal kasten waar de schilderijen als boeken geordend staan.
En hier staat ook het paar schilderschoenen bij de deur dat het woonhuis hoedt voor het vervolg van zijn noeste arbeid.
Dave Meijer schildert, en het leeuwendeel van zijn werk laat hij in series ontstaan. Grote en kleine series, van 9 tot zelfs 450 schilderijen, de grootste tot op dit moment.
Schilderijen vormen een serie wanneer ze op enigerlei wijze een fysieke danwel inhoudelijke verwantschap vertonen, als zodanig door de maker erkend, en gepresenteerd worden.
Verwantschap kan door het formaat bepaald worden, door de keuze van de beeldelementen, door het organisatieprincipe van het beeld, het gehanteerde kleurengamma, en uiteindelijk ook door de aangewende techniek.
Het eigene van het schilderij binnen een serie wordt bepaald door de betrekkelijke afwijking van haar soortgelijken. Betrekkelijk omdat door de maker grenzen getrokken worden waarbinnen het eigene zich manifesteren kan. De grenzen, die tevens de uitgangspunten voor een serie zijn, worden primair gevormd door formaat, beeldthema en kleurtoon, en houden zich op in het schemergebied van ratio en intuïtie.
Elk individueel schilderij binnen een serie toont naast zichzelf tevens iets van alle andere schilderijen, zodanig echter dat het geen enkel ander binnen die serie dupliceert.
Het duplicaat wordt uitgesloten, een zekere gelijkenis nagestreefd.
De onderlinge gelijkenis staat centraal in Meijers series. De kunst van variëteit in gelijkenis lijkt het principe te zijn wat hem drijft in het werken aan zijn series. Hij wil hetzelfde, nog een keer en anders.
Eén serie startte bij het beeldthema van een horizon. Het formaat wordt bepaald, horizonnen worden opgezet en er wordt geschilderd en aan de wand gegroepeerd.
Dan begint het complexe werkproces van doorwerken, laten ontstaan, ruimte geven, grenzen trekken, bijwerken, overschilderen, afschuren, verwerpen en opnieuw beginnen, toevoegen, bijtikken, weghalen, alles met het oog op het individuele schilderij, op de verhouding van de schilderijen onderling en op het beeld van de groep. Kijken, kijken, kijken. In dit werkproces worden de schilderijen naar de hand gezet en ontstaat de onderlinge gelijkenis.
Er ligt geen model ten grondslag aan Meijers series, en als er al een model is, een horizon die het vlak deelt, dan wordt daar probleemloos van afgeweken, met die inperking echter, dat wat af lijkt te wijken uiteindelijk toch de familiegelijkenis dient te gaan vertonen.
Er wordt niet serieel ontwikkeld, waarbij het ene schilderij schijnbaar logisch uit het andere volgt. Al schilderend wordt er aan de individuele werken de ruimte gelaten. Zij gaan hun eigen gang, maar worden in de gaten gehouden, en. als het niet tijdens het schilderen zelf is, dan in het werkproces achteraf, of in het groeperen, met het verwijderen als het ultieme machtsmiddel.
De serie kan zich uitbreiden. Omdat hij te krap oogt. Omdat de ruimte wringt. Omdat het totaal zich niet toont. Omdat de schilderijen onderling niet interfereren.
Er wordt verwijderd, veranderd, tussengevoegd. Schilderijen verplaatst. Heen en weer.
Er wordt een schaakspel gespeeld met het virtuele eindbeeld. Het doemt op en verdwijnt weer. Keer op keer. En dan schimmert het, in de verte, en blijft hangen. Het verschijnt.
De rust treedt in. Het werk is gedaan.
Op de vloer zijn nieuwe sterren ontstaan. Oudere zijn verdwenen onder nieuwe. Het heelal heeft zich uitgebreid, en ligt te drogen aan de lucht.